Eind juli in Drente: zaterdag 30 en zondag 31 juli 2022
Zaterdag maakten we met de familie een rondje rond het huis van de familie.
Ik was vrijdag aangekomen, 2 minuten nadat ik inderdaad over de oprit kon want de afgelopen week hadden ze die vernieuwd en de uren en dagen ervoor kon er geen auto overheen.
In een stukje bos ontwaar ik een soortement bankje tegenover een boeddha.
Ik ga door een kruip door sluip door paadje.
En daar zijn de anderen.
Het landgoed heeft nog meer bewoners.
Hier bestudeer ik de solaar van moeders, die was namelijk jarig vandaag. De solaar zag er pico de bello uit voor het komende jaar.
De werklui waren nog niet helemaal klaar met de oprit.
Hond Justin.
Mooi, die varens in het bos.
Dan ga ik terug en over de oprit naar:
de andere kant, met weer eens een andere boedha.
Een leuk doorkijkje.
En als we terug zijn,
lees ik "de Heremiet" van T. Lobsang Rampa. Al eens eerder gelezen in de 70er of 80er jaren, maar ik herinnerde me er niets meer van toen ik het herlas:-)
De volgende dag rijden we naar beeldentuin "Harwi" ergens bij een sloot achter Schoonoord.
Het regende.
Dus terwijl de rest door de beeldentuin kuiert, die mij geen zier interesseert, ga ik naar de cappuccino.
En als de anderen er dan ook bijkomen verorberen we een verrukkelijke sinaasappel-kwarktaart.
De winkel. Totaal niet mijn smaak.
|
|
"De Heremiet" inspireerde me de volgende ervaringen op te schrijven:
“Is het niet waar”, zei de man die tegenover me zat, ‘dat je al jarenlang bezig bent je dromen te
herinneren?”
Ja, dat was waar! “Maar je vorderingen zijn zo traag, dat we besloten hebben je nu maar eens een handje
te helpen”, vervolgde de man. “Anders komt het er nooit van, dat je herinneringen aan bepaalde dingen
nog eens opgeschreven worden. Nu is de tijd daar”.
Herinneringen aan wat? Dacht ik, alhoewel er wel meteen allerlei kwesties door mijn hoofd gingen. ‘Je
wilde vergeten”, zei de man, “Je rookte je suf, sliep tot je een ons woog, alles om de vergetelheid te
zoeken. Nu moeten we wel in je dromen komen om er wat aan te veranderen!
We begonnen met de instructies voor het herinneren van je dromen vlak voor de brand in je huis, weet je
nog?”
Ja, da wist ik nog.
“Maar tjonge, wat ben jij hardleers”, zei hij.
Ik kon een glimlach niet onderdrukken, want die had ik vaker gehoord.
De man vervolgde: “de eerste keer dat we ingrepen in je leven was tijdens je bijna-verkeersongeluk op de
IJsselbrug bij Zutphen. We kregen een alarmerend ‘seintje’ van je vriend, die in Amsterdam gebleven was
en die telepathisch met je verbonden was. Je was in gevaar en het zou het einde van dit aardse leven zijn
geweest”.
Uiteraard wist ik wat hij bedoelde. Ik was met de auto uit Amsterdam naar mijn huis in Zutphen gereisd,
en toen ik de bocht nam over de IJsselbrug schrok ik me wezenloos. Er kwam met volle vaart een auto op
me af die op de verkeerde weghelft reed. Ik ben er geweest, dacht ik. Maar net terwijl ik het dacht, had ik
een uiterst vreemde gewaarwording. Het leek of mijn auto de lucht inging en over de andere auto heen
zweefde, waarna ik weer op de weg belandde en gewoon door kon rijden. Vlak daarna kwam ik, nog
geheel beduusd en overstuur, thuis en toen belde mijn vriend of alles goed met me was. Hij had het gevoel
dat er iets niet pluis was, en ik vertelde hem mijn ervaring.
Jaren later kreeg ik de plotselinge ingeving om over die IJsselbrug naar de andere kant van de IJssel te
lopen. Het was avond, maar de zon was nog niet ondergegaan. Toch oriënteerde ik me meer op de hemel
dan op het wegverkeer en had het gevoel met zevenmijlslaarzen te lopen. Midden op de IJsselbrug stokte
ik opeens. Een onzichtbare barrière hield me tegen. Langzaam duwde ik mezelf echter door die barrière
heen.
“Ja”, zei de man tegenover me, die kennelijk mijn gedachten kon raden. “Toen greep je voortijdig in de
wetten van tijd en ruimte in en voltrok het noodlot da jou bijna was overkomen zich alsnog. Maar omdat je
tijd nog niet gekomen was, voltrok zich die avond een ander verkeersongeluk op de IJsselbrug, waar een
man bij omkwam’.
Inderdaad, het bleek de oom te zijn van een collegaatje van me, die het verhaal de volgende dag vertelde.
Ik was helder genoeg om te begrijpen dat het iets met mij te maken had en voelde me enorm schuldig.
Een jaar of vijf later werd ik ‘s avonds telkens naar de zolder van mijn huis getrokken. Ik had een vloer
laten leggen in die zolder van het 450jaar oude pand en kon door het ene raampje op het zuiden de toren
van de Walburgkerk zien, en door het andere raampje op het Noorden de toren van de St. Janskerk. Twee
sterren hadden mijn bijzondere aandacht, eentje noemde ik ‘rohini’. Vijf avonden lang werd ik ‘s avonds
naar dat raampje en die sterren getrokken. Op de vijfde avond geloofde ik mijn ogen niet: er waren nu
twee heel sterke witte lichten die om de kerktoren van de St. Janskerkheen dansten. Dit was niet normaal meer,
het leken wel UFO’s. In die periode was ik bezig met een radio uitzending over graancirkels (ik maakte een jaar of 2
lang spirituele radioprogramma’s voor het toen nog bestaande Q radio, gesponsord door de
postcodeloterij).
Weer een dag of vijf later ging ik naar de kapper op de Nieuwstad, om de hoek vlakbij waar ik woonde en
daar vroegen ze mij wat ik zoal aan het doen was. Ik vertelde over het onderzoek naar de graancirkels.
Toen zei de kapper dat ze onlangs toch iets vreemds had meegemaakt. Allerlei vreemde lichten rond de
kerktoren hadden ze gezien en hij stond er versteld van dat er niets over in de krant had gestaan.
Jaren later las ik het boek over graancirkels van Rudi Klijnstra. Daarin stond nota bene dat er uitgerekend
in die periode een graancirkel was geweest aan de andere over van de IJsel, een graancirkel die Rudi had
bezocht maar die door de boer van wie het land was, snel kapot gemaakt werd want hij wilde geen
poppenkast op zijn land.
Dus toch!! Maar wat had ik ermee te maken? In de periode ervoor had ik nog een avondlijk tripje
gemaakt naar die andere oever in een merkwaardige staat van bewustzijn, ook niet helemaal van de aarde.
Sommige zouden het wellicht psychotisch noemen. Terwijl ik naar de IJsselbrug toe wandelde kwam er
opeens een insect met supersonische snelheid voorbij. Het leek of mijn bewustzijn zich heel erg
vertraagde en dat insect juist versnelde. Ik stak de IJsselbrug over en ging aan de andere kant naar
beneden, naar de oever. Er stond een paard, roerloos alsof hij versteend was, in de wei ernaast. Aan de
oever gezeten staarde ik naar de toren van de Walburgkerk. Wat was dat? Opeens holden de wijzers van de
kerkklok met een ongelooflijke snelheid voort. Uren tikten ze af in slechts een paar seconden.
De volgende dag zat ik thuis voor mijn computer en voelde het alsof er een cassettebandje op hoge
snelheid in mijn hersenpan terug spoelde. Het ging door mij heen, dat ik klaargestoomd werd om tegen
straling te kunnen want de Aarde zou nog veel meer straling gaan krijgen. Waar ik die gedachte vandaan
haalde weet ik niet, en dat er geen kop of staart aan mijn ervaringen zit met buitenaardse of
buitenzintuiglijke waarnemingen begrijp ik ook.
Hoe dan ook, toen ik later van die graancirkel op de oever van de IJssel las, op hetzelfde stuk waar ik
geweest was, legde ik het verband dat mijn verschijnen daar die avond ‘de plek had klaargemaakt voor
het formeren van die graancirkel’. Zoiets was me min of meer al eens eerder overkomen.
In augustus 1989 was ik met mijn moeder in Avebury Engeland.
“Ja”, zei de man tegenover me, vertel daar ook maar eens over, want het verklaart een hoop over de aard
van ons buitenaardsen”.
Wel, samen met mijn moeder en een klein groepje andere mensen die we bij onze B & B hadden ontmoet,
togen we naar de stenen cirkel van Avebury. Mijn hartchakra was open, ik wist gewoon dat het open was
en de anderen volgden mijn voorstel om twee keer langs de stenen cirkels te lopen. Eén keer de ene kant
uit, één keer de andere. Er kwamen onderweg allerlei vorige leven-beelden omhoog, ook bij mijn moeder.
De volgende dag liep ik op mijn eentje heel bewust van één van de stenen naar een boom in het midden
van één van de cirkels. Ik was een ‘landingsbaan’ aan het creëren voor de buitenaardsen.
Gewoon, door heel bewust die rechte lijn te lopen naar die boom in het midden. Mijn bewustzijn was half
in de andere wereld en mijn lichaam fysiek op de aarde.
Buitenaardse wezens zijn simpelweg wezens die in de 4e (en verdere) dimensie(s) leven en die wij in onze 3e , door ruimte
en tijd bepaalde dimensie, niet kunnen waarnemen. Die 4e dimensie heeft een aangrijpingspunt in de stof nodig om
zich te manifesteren. Er moest een brug komen.
Jaren later was ik nog eens in Avebury met een vriendin, en toen ik weer op die rechte baan liep voelde ik
dat het gelukt was met die landingsbaan. Ik hield er een enorm gevoel van vrede aan over.
Nog verschillende keren in mijn leven heb ik het gevoel gehad dat ik plaatsen bezocht heb die dienden als
voorbereiding voor de komst van grote geesten naar die plekken, vrij snel er na.
“Is het niet waar”, zei de man die tegenover me zat, ‘dat je al jarenlang bezig bent je dromen te
herinneren?”
Ja, dat was waar! “Maar je vorderingen zijn zo traag, dat we besloten hebben je nu maar eens een handje
te helpen”, vervolgde de man. “Anders komt het er nooit van, dat je herinneringen aan bepaalde dingen
nog eens opgeschreven worden. Nu is de tijd daar”.
Herinneringen aan wat? Dacht ik, alhoewel er wel meteen allerlei kwesties door mijn hoofd gingen. ‘Je
wilde vergeten”, zei de man, “Je rookte je suf, sliep tot je een ons woog, alles om de vergetelheid te
zoeken. Nu moeten we wel in je dromen komen om er wat aan te veranderen!
We begonnen met de instructies voor het herinneren van je dromen vlak voor de brand in je huis, weet je
nog?”
Ja, da wist ik nog.
“Maar tjonge, wat ben jij hardleers”, zei hij.
Ik kon een glimlach niet onderdrukken, want die had ik vaker gehoord.
De man vervolgde: “de eerste keer dat we ingrepen in je leven was tijdens je bijna-verkeersongeluk op de
IJsselbrug bij Zutphen. We kregen een alarmerend ‘seintje’ van je vriend, die in Amsterdam gebleven was
en die telepathisch met je verbonden was. Je was in gevaar en het zou het einde van dit aardse leven zijn
geweest”.
Uiteraard wist ik wat hij bedoelde. Ik was met de auto uit Amsterdam naar mijn huis in Zutphen gereisd,
en toen ik de bocht nam over de IJsselbrug schrok ik me wezenloos. Er kwam met volle vaart een auto op
me af die op de verkeerde weghelft reed. Ik ben er geweest, dacht ik. Maar net terwijl ik het dacht, had ik
een uiterst vreemde gewaarwording. Het leek of mijn auto de lucht inging en over de andere auto heen
zweefde, waarna ik weer op de weg belandde en gewoon door kon rijden. Vlak daarna kwam ik, nog
geheel beduusd en overstuur, thuis en toen belde mijn vriend of alles goed met me was. Hij had het gevoel
dat er iets niet pluis was, en ik vertelde hem mijn ervaring.
Jaren later kreeg ik de plotselinge ingeving om over die IJsselbrug naar de andere kant van de IJssel te
lopen. Het was avond, maar de zon was nog niet ondergegaan. Toch oriënteerde ik me meer op de hemel
dan op het wegverkeer en had het gevoel met zevenmijlslaarzen te lopen. Midden op de IJsselbrug stokte
ik opeens. Een onzichtbare barrière hield me tegen. Langzaam duwde ik mezelf echter door die barrière
heen.
“Ja”, zei de man tegenover me, die kennelijk mijn gedachten kon raden. “Toen greep je voortijdig in de
wetten van tijd en ruimte in en voltrok het noodlot da jou bijna was overkomen zich alsnog. Maar omdat je
tijd nog niet gekomen was, voltrok zich die avond een ander verkeersongeluk op de IJsselbrug, waar een
man bij omkwam’.
Inderdaad, het bleek de oom te zijn van een collegaatje van me, die het verhaal de volgende dag vertelde.
Ik was helder genoeg om te begrijpen dat het iets met mij te maken had en voelde me enorm schuldig.
Een jaar of vijf later werd ik ‘s avonds telkens naar de zolder van mijn huis getrokken. Ik had een vloer
laten leggen in die zolder van het 450jaar oude pand en kon door het ene raampje op het zuiden de toren
van de Walburgkerk zien, en door het andere raampje op het Noorden de toren van de St. Janskerk. Twee
sterren hadden mijn bijzondere aandacht, eentje noemde ik ‘rohini’. Vijf avonden lang werd ik ‘s avonds
naar dat raampje en die sterren getrokken. Op de vijfde avond geloofde ik mijn ogen niet: er waren nu
twee heel sterke witte lichten die om de kerktoren van de St. Janskerkheen dansten. Dit was niet normaal meer,
het leken wel UFO’s. In die periode was ik bezig met een radio uitzending over graancirkels (ik maakte een jaar of 2
lang spirituele radioprogramma’s voor het toen nog bestaande Q radio, gesponsord door de
postcodeloterij).
Weer een dag of vijf later ging ik naar de kapper op de Nieuwstad, om de hoek vlakbij waar ik woonde en
daar vroegen ze mij wat ik zoal aan het doen was. Ik vertelde over het onderzoek naar de graancirkels.
Toen zei de kapper dat ze onlangs toch iets vreemds had meegemaakt. Allerlei vreemde lichten rond de
kerktoren hadden ze gezien en hij stond er versteld van dat er niets over in de krant had gestaan.
Jaren later las ik het boek over graancirkels van Rudi Klijnstra. Daarin stond nota bene dat er uitgerekend
in die periode een graancirkel was geweest aan de andere over van de IJsel, een graancirkel die Rudi had
bezocht maar die door de boer van wie het land was, snel kapot gemaakt werd want hij wilde geen
poppenkast op zijn land.
Dus toch!! Maar wat had ik ermee te maken? In de periode ervoor had ik nog een avondlijk tripje
gemaakt naar die andere oever in een merkwaardige staat van bewustzijn, ook niet helemaal van de aarde.
Sommige zouden het wellicht psychotisch noemen. Terwijl ik naar de IJsselbrug toe wandelde kwam er
opeens een insect met supersonische snelheid voorbij. Het leek of mijn bewustzijn zich heel erg
vertraagde en dat insect juist versnelde. Ik stak de IJsselbrug over en ging aan de andere kant naar
beneden, naar de oever. Er stond een paard, roerloos alsof hij versteend was, in de wei ernaast. Aan de
oever gezeten staarde ik naar de toren van de Walburgkerk. Wat was dat? Opeens holden de wijzers van de
kerkklok met een ongelooflijke snelheid voort. Uren tikten ze af in slechts een paar seconden.
De volgende dag zat ik thuis voor mijn computer en voelde het alsof er een cassettebandje op hoge
snelheid in mijn hersenpan terug spoelde. Het ging door mij heen, dat ik klaargestoomd werd om tegen
straling te kunnen want de Aarde zou nog veel meer straling gaan krijgen. Waar ik die gedachte vandaan
haalde weet ik niet, en dat er geen kop of staart aan mijn ervaringen zit met buitenaardse of
buitenzintuiglijke waarnemingen begrijp ik ook.
Hoe dan ook, toen ik later van die graancirkel op de oever van de IJssel las, op hetzelfde stuk waar ik
geweest was, legde ik het verband dat mijn verschijnen daar die avond ‘de plek had klaargemaakt voor
het formeren van die graancirkel’. Zoiets was me min of meer al eens eerder overkomen.
In augustus 1989 was ik met mijn moeder in Avebury Engeland.
“Ja”, zei de man tegenover me, vertel daar ook maar eens over, want het verklaart een hoop over de aard
van ons buitenaardsen”.
Wel, samen met mijn moeder en een klein groepje andere mensen die we bij onze B & B hadden ontmoet,
togen we naar de stenen cirkel van Avebury. Mijn hartchakra was open, ik wist gewoon dat het open was
en de anderen volgden mijn voorstel om twee keer langs de stenen cirkels te lopen. Eén keer de ene kant
uit, één keer de andere. Er kwamen onderweg allerlei vorige leven-beelden omhoog, ook bij mijn moeder.
De volgende dag liep ik op mijn eentje heel bewust van één van de stenen naar een boom in het midden
van één van de cirkels. Ik was een ‘landingsbaan’ aan het creëren voor de buitenaardsen.
Gewoon, door heel bewust die rechte lijn te lopen naar die boom in het midden. Mijn bewustzijn was half
in de andere wereld en mijn lichaam fysiek op de aarde.
Buitenaardse wezens zijn simpelweg wezens die in de 4e (en verdere) dimensie(s) leven en die wij in onze 3e , door ruimte
en tijd bepaalde dimensie, niet kunnen waarnemen. Die 4e dimensie heeft een aangrijpingspunt in de stof nodig om
zich te manifesteren. Er moest een brug komen.
Jaren later was ik nog eens in Avebury met een vriendin, en toen ik weer op die rechte baan liep voelde ik
dat het gelukt was met die landingsbaan. Ik hield er een enorm gevoel van vrede aan over.
Nog verschillende keren in mijn leven heb ik het gevoel gehad dat ik plaatsen bezocht heb die dienden als
voorbereiding voor de komst van grote geesten naar die plekken, vrij snel er na.